Het is vandaag zijn verjaardag.
Ik heb niets gestuurd. Geen appje, geen kaart, geen ‘fijne dag’. Alleen een gedachte. Nou ja – honderden.
Het begon allemaal na mijn breuk. Toen alles nog rauw was, leeg, koud. Ik wilde niet daten, niet zoeken. En toch was daar ineens hij.
Oude liefde. Vroeger een ‘wat als’, nu ineens een ‘wat nu?’.
Het klikte. Alsof er niets tussen had gezeten. Alsof tijd niet bestond. Onze gesprekken gingen nergens en overal over. De blikken, het lachen, de aanrakingen die per ongeluk en toch expres waren.
Hij zei: “Met jou voel ik weer.”
En ik voelde me eindelijk weer iemand.
Tot hij zei:
“Ik ga niet bij haar weg.”
Hij had een vrouw. Kinderen.
Een leven.
Waar ik geen deel van uitmaakte.
Ik viel stil. Mijn lijf wilde bij hem blijven, mijn hoofd schreeuwde ‘ren’.
Ik ben niet gemaakt voor geheimen. Ik wil niet de tweede viool.
Ik wil zélf de concertzaal zijn.
Dus ik koos voor mezelf. Dacht ik.
Maar hij bleef komen.
Hij koos ook – zei hij – voor mij. En voor zijn kinderen.
Maar niet voor ons. Niet echt.
Hij bleef daar. In dat huis.
Ik werd een verlangen, geen werkelijkheid.
Een veilige droom.
En toch. Als ik eerlijk ben, was het ook mijn droom.
Samen boodschappen doen. Praten over politiek en ambities. Zijn geur in mijn bed.
Niet stiekem, maar vanzelfsprekend.
Vandaag is hij jarig.
Misschien eet hij taart in de tuin.
Misschien rent er een kind om hem heen.
Misschien kust zijn vrouw hem.
Ik wens hem geluk.
Maar ik hoop stiekem dat hij aan mij denkt.
Misschien alleen even.
Ik denk aan hem.
Misschien iets langer.
Plaats een reactie: